afhankelijkheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·han·ke·lijk·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afhankelijkheid afhankelijkheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afhankelijkheidv

  1. dat iets bepaald wordt door iets anders
    • Door de afhankelijkheid van het weer kun je schilderwerk niet altijd vooraf plannen. 
  2. het niet zonder kunnen
    • Hij vindt zijn afhankelijkheid van alcohol en tabak niet prettig. 
    • De oude vrouw vindt haar afhankelijkheid van haar kinderen storend. 
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid