afdruk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·druk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afdruk afdrukken
verkleinwoord afdrukje afdrukjes

Zelfstandig naamwoord

de afdrukm

  1. resultaat van het afdrukken op papier of ander materiaal
    • De afdruk was erg mooi geworden. 
    • We zagen de afdruk van een voet in het zand. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
afdrukken

afdruk

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afdrukken
    • ... dat ik afdruk. 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen