afdanking

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·dan·king
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afdanking afdankingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afdankingv

  1. het iemand uit zijn functie zetten
    • Het debat brengt voor de contraremonstranten niet direct het gewenste resultaat: vrije uitoefening van godsdienst en zuivere prediking. Pas na de afdanking van de waardgelders (huursoldaten) in Utrecht, in de zomer van 1618, kan prins Maurits de Utrechtse contraremonstranten daadwerkelijk steunen en krijgen ze eigen predikanten binnen de provinciegrenzen. [2] 
    • Voor die cijfers werden verschillende verklaringen aangehaald. Migranten komen vaak terecht in tijdelijke arbeidscontracten terecht, en werken onder hun capaciteiten. Als er afdankingen gebeuren zijn zij dan ook vaak bij de eerste slachtoffers. Ook discriminatie speelt volgens de onderzoekers een rol. In de tekst geven de auteurs zelf onmiddellijk aan dat nieuw en verder onderzoek geboden is. Na 2016 is de situatie uiteraard niet statisch gebleven. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen