afdaalden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·daal·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afdalen |
afdaalden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afdalen
- ...dat wij afdaalden.
- ...dat jullie afdaalden.
- ...dat zij afdaalden.
- ...dat wij afdaalden.