adempauze

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

adempauze op een berg
Uitspraak
Woordafbreking
  • adem·pau·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord adempauze adempauzes
adempauzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de adempauzev / m

  1. een pauze om te rusten
    • Na 3 uur wandelen namen we een korte adempauze om wat op adem en tot rust te komen. 
    • Het is onzeker of de opstandelingen hun nieuwe posities goed weten te verdedigen en eveneens of hun tegenstanders een adempauze nemen voor ze verder proberen op te rukken. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen