ademhaalden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • adem·haal·den

Werkwoord

vervoeging van
ademhalen

ademhaalden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ademhalen
    • ...dat wij ademhaalden. 
    • ...dat jullie ademhaalden. 
    • ...dat zij ademhaalden.