acclimatiseren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cli·ma·ti·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘aan een ander klimaat gewennen’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • Van het Engelse acclimatize of het Franse acclimater met het achtervoegsel -iseren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
acclimatiseren
acclimatiseerde
geacclimatiseerd
zwak -d volledig

Werkwoord

acclimatiseren

  1. ergatief aan een andere omgeving wennen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen