academisch

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aca·de·misch
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen academisch academischer
verbogen academische academischere
partitief academisch academischers -

Bijvoeglijk naamwoord

academisch

  1. van of aan een academie
    • Hij is academisch geschoold, want hij heeft op de universiteit gezeten. 
  2. voor de praktijk minder belangrijk
    • Dat is een zo'n academisch probleem dat nooit in de praktijk voorkomt of zal voorkomen. 
     De opstand in Boedapest in 1956 was een contrarevolutie. De blasfemische gedachte of het een terechte contrarevolutie was, was tegenwoordig een zuiver academische vraag.[2]
  3. weinig origineel, schools volgend
    • De impressionistische schilders voldeden niet aan het academisch schoonheidsideaal. 
Hyponiemen
Spreekwoorden
  • Een academische kwestie.
Een voor de praktijk onbelangrijke kwestie.
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. academisch op website: Etymologiebank.nl
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044633535
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be