abstinent

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·sti·nent
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘iemand die zich vrijwillig onthoudt’ voor het eerst aangetroffen in 1301 [1]
  • uit het Latijn [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen abstinent abstinenter abstinentst
verbogen abstinente abstinentere abstinentste
partitief abstinents abstinenters -

Bijvoeglijk naamwoord

abstinent

  1. zich van iets onthoudend
    • Zij is een abstinente vrouw. 
enkelvoud meervoud
naamwoord abstinent abstinenten
verkleinwoord abstinentje abstinentjes

Zelfstandig naamwoord

de abstinentm

  1. (persoon) iemand die zich onthoudt, meestal van alcohol
    • Hij is sinds kort een abstinent. 
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

abstinent m

  1. abstinent
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /apstɪnɛnt/
Woordafbreking
  • ab·s·ti·nent

Zelfstandig naamwoord

abstinent mbezield

  1. abstinent; een persoon die zich van iets onthoudt.
  2. abstinent; een persoon die geen alcohol drinkt.
Verbuiging



Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen