absorbeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·sor·beer

Werkwoord

vervoeging van
absorberen

absorbeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absorberen
    • Ik absorbeer. 
  2. gebiedende wijs van absorberen
    • Absorbeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van absorberen
    • Absorbeer je?