abgebrannt

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈapɡəbʀant/
Woordafbreking
  • ab·ge·brannt
stellend vergrotend overtreffend
abgebrannt
/ˈapɡəbʀant/
abgebrannter
/ˈapɡəbʀantɐ/
am abgebranntesten
/am ˈapɡəbʀantəstn̩/
alle verbuigingsvormen

Bijvoeglijk naamwoord

abgebrannt

  1. (spreektaal) blut, platzak
    «Als Student war ich am Ende des Monats meistens völlig abgebrannt
    Als student was ik aan het eind van de maand meestal volledig blut.
  2. (Oostenrijks) (spreektaal) (door de zon) gebruind.
    «Sie kehrten merklich abgebrannt aus dem Südseeurlaub heim.»
    Zij keerden behoorlijk gebruind van hun Zuidzeevakantie terug.
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyperoniemen

Werkwoord

abgebrannt

  1. voltooid deelwoord van abbrennen
Afgeleide begrippen