abdijkerk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·dij·kerk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abdijkerk abdijkerken
verkleinwoord abdijkerkje abdijkerkjes

Zelfstandig naamwoord

de abdijkerkv / m

  1. (bouwkunde) (religie) een kerk die bij een abdij hoort
    • In de abdijkerk kun je vandaag luisteren naar liturgische gezangen. 
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be