abdicatie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·di·ca·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord abdicatie abdicaties
verkleinwoord abdicatietje abdicatietjes

Zelfstandig naamwoord

de abdicatiev

  1. troonsafstand
    • De abdicatie van Koningin Juliana. 
  2. het al dan niet vrijwillig afstand doen van iets
    • De abdicatie van de rechtsstaat. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
71 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen