abbrennte

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈapbʀɛntə/
Woordafbreking
  • ab·brenn·te

Werkwoord

abbrennte

  1. (bijzin) eerste persoon enkelvoud aanvoegende wijs II verleden tijd van abbrennen
  2. (bijzin) derde persoon enkelvoud aanvoegende wijs II verleden tijd van abbrennen