abbrennt
Duits
Uitspraak
- IPA: / ˈapbʀɛnt /
Woordafbreking
- ab·brennt
Woordherkomst en -opbouw
- Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ab-
Werkwoord
abbrennt
Werkwoord
abbrennt
- bijzinvorm derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbrennen
- «Was bekommt man eigentlich von der Versicherung, wenn das eigene Haus abbrennt?»
- Wat krijg je eigenlijk van de verzekering als je eigen huis afbrandt?
- «Was bekommt man eigentlich von der Versicherung, wenn das eigene Haus abbrennt?»
abbrennt
- bijzinvorm derde persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van abbrennen