aanspreker
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanspreker (hulp, bestand)
- IPA: / ˈansprekər / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·spre·ker
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van aanspreken met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanspreker | aansprekers |
verkleinwoord | aansprekertje | aansprekertjes |
Zelfstandig naamwoord
de aanspreker m
- (beroep) de aanzegger van een sterfgeval en de persoon die de begrafenis of crematie regelt
- De aanspreker maakte het plotselinge overlijden van Petra bekend.
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord aanspreker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -er in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal