aanhoudend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·hou·dend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aanhoudend aanhoudender aanhoudendst
verbogen aanhoudende aanhoudendere aanhoudendste
partitief aanhoudends aanhoudenders -

Bijvoeglijk naamwoord

áánhoudend of aanhóúdend

  1. zonder ophouden, zonder stoppen
    • De aanhoudende regen leidde tot overstromingen. 
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: aanhouden
verbogen vorm: aanhoudende

aanhoudend

  1. onvoltooid deelwoord van aanhouden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be