aanhielden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aanhielden (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanhildə(n) / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·hiel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
aanhouden |
aanhielden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van aanhouden
- ...dat wij aanhielden.
- ...dat jullie aanhielden.
- ...dat zij aanhielden.
- ...dat wij aanhielden.
- ▸ Terwijl ze keurig de buitenrand van het gigantische zwembad aanhielden, slenterden ze verder.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'aanhielden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.