aangroeisel

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·groei·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aangroeisel aangroeisels
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aangroeiselm [1]

  1. iets dat ergens aan vast gegroeid is
     De voedselwebben in en op de modderige bodem van de baai, de gemeenschappen van slakken, krabben, zeesterren, zee-egels en wormen die aangroeisels vormen op meerpalen en steigers, het zoôplankton in brak water, en visgilden in zoetwater.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen