aangelande

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·ge·lan·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aangelande aangelanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de aangelandev / m

  1. (persoon) eigenaar van een stuk land dat grenst aan een bepaalde waterloop, dijk of weg
  2. (persoon) eigenaar van een aangrenzend stuk land
Synoniemen
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van: aanlanden…
verbogen vorm: aangelandee

aangelande

  1. verbogen vorm van aangeland, voltooid deelwoord van aanlanden

Bijvoeglijk naamwoord

aangelande

  1. verbogen vorm van de stellende trap van aangeland

Gangbaarheid

Verwijzingen