aalgeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aal·geer
Woordherkomst en -opbouw

samenstelling van  aal  en  geer  [1]

enkelvoud meervoud
naamwoord aalgeer aalgeren
verkleinwoord aalgeertje aalgeertjes

Zelfstandig naamwoord

de aalgeerm [2]

  1. (visserij) een hark waarmee men probeert palingen te vangen, een elger, een aalspeer
Vertalingen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
17 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen