Poolstalig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Pools·ta·lig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van Pools en taal met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen Poolstalig
verbogen Poolstalige
partitief Poolstaligs

Bijvoeglijk naamwoord

Poolstalig

  1. van een persoon dat hij de Poolse taal machtig is
    • De Poolstalige man sprak geen enkele andere taal. 
  2. van een land dat Pools de voertaal is
    • Uiteraard is Polen een Poolstalig land. 
  3. van een tekst dat die in het Pools is geschreven
    • Tijdens mijn studie in Warschau gebruikten we vooral Poolstalige boeken. 
    • Wit-Russische Polen zijn in de afgelopen weken aan de lopende band veroordeeld, de laatste gisteren. Andrzej Pisalnik, hoofdredacteur van de Poolstalige krant Glos Znad Niemna, kreeg tien dagen celstraf voor deelname, begin juli, aan een demonstratie waarvoor geen toestemming was verleend. [1]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen