Pinksteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘christelijk feest’ voor het eerst aangetroffen in 1282 [1]
  • Van Grieks pentèkostè (hèmera) (vijftigste (dag)), nl. de vijftigste dag na Pasen.
Woordafbreking
  • Pink·ste·ren

Eigennaam

Pinksteren

  1. (religie) (feest) Christelijk feest waarbij herdacht wordt dat de Heilige Geest over de apostelen neerdaalt
Synoniemen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • wanneer Pasen en Pinksteren op één dag vallen
nooit
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen