Nobelprijs

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • No·bel·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Nobelprijs Nobelprijzen
verkleinwoord Nobelprijsje Nobelprijsjes

Zelfstandig naamwoord

de Nobelprijsm

  1. een jaarlijkse geldprijs voor wetenschappers en anderen die een opmerkelijke prestatie hebben geleverd
    • Moniz kreeg in 1949 de Nobelprijs voor de Fysiologie of Geneeskunde voor de ontdekking van het therapeutische effect van lobotomie. 
    • Getooid met een valse baard vluchtte Fritz Haber, uitvinder van het mosterdgas (en Zyklon-B), na de oorlog naar Zwitserland, bang dat hij zou worden berecht als oorlogsmisdadiger. In plaats daarvan kreeg hij in 1919 de Nobelprijs voor de scheikunde, tot grote woede van de academische wereld. 
     De Nobelprijzen worden komende week toegekend. Mogelijke winnaars zouden dit jaar veelal jong, vrouw en niet-Europees zijn.[3]
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen