Deense dog

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • Deen·se dog
enkelvoud meervoud
naamwoord Deense dog Deense doggen
verkleinwoord Deense dogje Deense dogjes

Zelfstandig naamwoord

de Deense dogm

  1. Duits (dus niet Deens) hondenras dat gefokt werd als waakhond
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie