Bobo
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- Bo·bo
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Bobo | Bobo's |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de Bobo m
- (voetbal), (verkorting), (afkorting) de afkorting voor bondsbons, een bestuurder in de voetbalwereld
- taalfamilie, onderdeel van de Soninke-Bobo talen, omvat 2 talen die in Burkina Faso en Mali worden gesproken door de Bobo
- een Afrikaanse stam
Verwante begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'Bobo' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Engels
Zelfstandig naamwoord
Bobo
- Bobo; taalfamilie, onderdeel van de Soninke-Bobo talen, omvat 2 talen die in Burkina Faso en Mali worden gesproken.
- Bobo; Afrikaanse stam.
Verwante begrippen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Voetbal in het Nederlands
- Verkorting in het Nederlands
- Afkorting in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Engels