Anderlechtenaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- An·der·lech·te·naar
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van Anderlecht met het achtervoegsel -enaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Anderlechtenaar | Anderlechtenaren Anderlechtenaars |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de Anderlechtenaar m
- (demoniem) een inwoner van Anderlecht, of iemand afkomstig uit Anderlecht
Verwante begrippen
Demoniemen bij Anderlecht in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Anderlechtenaar • inwoonster: Anderlechtenaarse • bijvoeglijk: Anderlechtenaars |
Gangbaarheid
- Het woord Anderlechtenaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.