Abonnent

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Abon·nent
enkelvoud meervoud
nominatief der Abonnent die Abonnenten
genitief des Abonnenten der Abonnenten
datief dem Abonnenten den Abonnenten
accusatief den Abonnenten die Abonnenten

Zelfstandig naamwoord

Abonnent, m

  1. abonnee
    «Ich bin Abonnent einer der größten Zeitungen Europas.»
    Ik ben abonnee van één van de grootste tijdschriften van Europa.
Synoniemen