Ärztin

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ʔɛːɐ̯ʦtɪn/
Woordafbreking
  • Ärz·tin
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van Arzt en de vrouwelijke uitgang -in.

Zelfstandig naamwoord

Ärztin v

  1. een vrouwelijke arts
    «Eine Ärztin hat gelernt, ihren Patienten zu helfen.»
    Een arts heeft geleerd om haar patiënten te helpen.
    «Sie sollten die behandelnde Ärztin aufsuchen/konsultieren!»
    U moet de behandelende arts raadplegen!
    «Die leitende Ärztin wurde geholt.»
    De leidende arts wordt gehaald.
    «Sie ist noch eine Ärztin im Praktikum.»
    Zij is nog een arts in stage.
Verbuiging
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen